Gerard van Velde viert vandaag zijn vijftigste verjaardag, en dat uitgerekend op de plek die zijn leven voorgoed veranderde. In voorbereiding op de komende wereldbekerwedstrijden verblijft de huidige hoofdcoach van Team Reggeborgh namelijk in Salt Lake City, de Amerikaanse stad waar hij twintig seizoenen geleden eeuwige roem vergaarde door op de 1000 meter olympisch goud te winnen in een wereldrecord (1.07,18). Uitgebreide interviews geeft Tarzan zelden, maar voor deze bijzondere aanleiding maakt hij een uitzondering. Lees hier het interview door Nick Tol van de Telegraaf.
Hoe vind je het om dit heugelijke moment te vieren op deze speciale locatie?
Van Velde: „Nou, ik had eigenlijk een heel leuk plan bedacht. Normaal gesproken vier ik mijn verjaardagen nooit groots, maar het leek me voor deze gelegenheid wel bijzonder om mijn vrouw en twee zoons te laten overvliegen. Ze zijn hier nog nooit geweest, dus dan zouden we twee vliegen in één klap slaan en samen een trip down memory lane gaan maken.
Helaas bleek dat door de pandemie lastig realiseerbaar, dus vier ik het met de ploeg. Waarschijnlijk wordt het kleinschalig, omdat we door alle beperkingen weinig kanten op kunnen. Dat vind ik niet zo erg, want ik zit met mijn hoofd toch al bij de races van komend weekend. En ik ga later in Nederland wel iets leuks doen met mijn familie.”
Wat schiet je als eerste te binnen als je terugdenkt aan de Winterspelen van 2002?
„Ik vond het in veel opzichten een gedenkwaardige periode. Het was relatief kort na de aanslag op de Twin Towers in New York. Alles was ongelooflijk streng beveiligd. We werden voortdurend gecontroleerd en werkelijk overal hingen camera’s. Het voelde een beetje alsof we in oorlog leefden, maar toch was het ook erg gezellig. Ik had de Spelen in Albertville en Lillehammer al meegemaakt, maar daar leefden we geïsoleerd en kreeg ik amper iets mee van die speciale sfeer rond de Olympische Spelen.
Ik nam me voor om in Salt Lake meer te gaan genieten en dat zorgde ervoor dat ik het heel bewust beleefde. De optredens van topartiesten als Bon Jovi, het aanschouwen van president Bush, het winnen van mijn eigen gouden medaille, het feest na afloop. Ik herinner me alles nog haarfijn.”
Sportief gezien beleefde je daar je hoogtepunt. Het was je eerste olympische medaille en je won gelijk zeer overtuigend het goud. Het maakte heel wat los in Nederland…
„Als ik zo terugdenk, was het net een sprookje. Ik had mijn schaatsen vier jaar eerder aan de wilgen gehangen, onder meer doordat ik het niet kon vinden met die klapschaats. Totdat Rintje Ritsma me benaderde om zijn trainingsmaatje te worden bij Team Sanex. Daar viel opeens alles op z’n plek. Ik kwam terecht in een heel fijne ploeg, met een goede sfeer en mensen die elkaar echt hielpen. En ja, dan zie je waar het toe kan leiden. Ik had al vaak dicht bij het podium gezeten en werd zelfs ’de eeuwige vierde’ genoemd. Een paar dagen voor die gouden race kwam ik op de 500 meter nog een honderdste van een seconde tekort voor een medaille. Dat was een mentale tik, maar op de 1000 meter viel tóch de hele puzzel in elkaar en pakte ik de hoofdprijs. Niet normaal. Pure vreugde.”
Was je toen al getrouwd? Want daarna stonden de vrouwen voor je in de rij, geloof ik.
„Hahaha, nee, ik was nog niet getrouwd. Maar ik heb me netjes gedragen, hoor. Het maakte inderdaad wel aardig wat los, veel meer dan ik dacht. Ik word nog steeds regelmatig herkend en bedankt door mensen. Dat vind ik bijzonder, ook omdat ik niet vaak meer in beeld ben. Ik doe niets met sociale media en geef weinig interviews. Dat hoeft voor mij allemaal niet zo. Ik besteed mijn energie liever aan het beter maken van de schaatsers die ik begeleid, en aan het creëren van een mooie sfeer in de ploeg. Atleten die op jonge leeftijd binnenkomen bij een commercieel team, hebben allemaal de droom om hoofdprijzen te winnen. De werkelijkheid is dat dit lang niet voor iedereen is weggelegd. Daarom vind ik het zo belangrijk dat ze tussen het harde werken door ook genieten en leren, zodat ze achteraf altijd kunnen terugkijken op een geslaagde tijd als profsporter.”
Ik zag je net nog hartstochtelijk met je pupillen meetrainen. Tijdens het omkleden bleek dat je nog steeds het lichaam hebt van een afgetrainde schaatser en je kunt ook nog aardig wedijveren met de sprinters. Wat probeer je ermee te bewerkstelligen?
„Dit is ontstaan toen ik direct na mijn schaatscarrière begon met coachen en ondertussen moest aftrainen. In die tijd was ik in topconditie en kon ik op alle vlakken nog heel goed meekomen. Dat heb ik daarna altijd onderhouden. Als ik blijf meetrainen, houd ik mijn hoofd scherp. En als ik achter die schaatsers aan rijd, zie en voel ik andere dingen dan wanneer ik langs de baan sta. Dat is ook de belangrijkste reden waarom ik het doe. Ik kan het allemaal hartstikke leuk vinden, maar ik doe het echt alleen als het toegevoegde waarde heeft voor de schaatsers. Op deze manier kan ik bovendien het goede voorbeeld geven als het gaat om het stimuleren van een actieve en gezonde leefstijl.”
Wat vind je ervan dat je vijftig jaar wordt?
„Ik moet zeggen: ik ben cht heel blij dat ik het word. Het is lang niet iedereen gegeven om deze leeftijd
te halen. Daar ben ik me heel bewust van en ik probeer daar ook naar te leven. Ik neem mijn gezondheid rg serieus. Eigenlijk is er nooit een tijd geweest waarin ik het op sportief vlak heel rustig aan heb gedaan. Stel dat ik nu een jaar gas terugneem en daarna weer probeer aan te haken tijdens trainingen met de schaatsers, dan kan ik het vergeten. Die achterstand haal je nooit meer in. Dat vind ik zonde. Ik hoop dat ik dit nog een paar jaar zo kan volhouden, want het hoort bij mijn manier van coaching. Maar ik ben niet meer zo goed als twintig jaar terug, hoor. Hahaha.”
In hoeverre heb je moeite met ouder worden?
„Aan de ene kant is leeftijd maar een nummer en ik heb er niet minder lol om. Maar het is wel zo dat we allemaal een beetje aftakelen naarmate de jaren verstrijken. Je krijgt wat rimpeltjes, het meeste haar op je hoofd heb je wel gehad, je fysieke mogelijkheden worden minder. En niets is vanzelfsprekend in het leven. Een paar maanden geleden overleed sprintlegende Igor Zjelezovski, een van mijn grote schaatsvoorbeelden. Hij was pas 58 jaar. Dat zijn van die momenten waarop de dood heel dichtbij komt. Daar moet je mee leren omgaan, want je kunt er niets aan veranderen. Maar het zet me wel aan het denken. Onze tijd op deze aarde is kostbaar.”
Als coach heb je al veel moois bereikt, met het historische olympisch goud van Michel Mulder op de 500 meter in
Sotsji (2014) als uitschieter. Je zit alweer dertien jaar in dit vak. Gaat het schaatsen nooit eens vervelen?
„Nee, joh, absoluut niet! Schaatsen is mijn passie en het geeft mij veel voldoening om mensen te helpen. Daarnaast vind ik het nog steeds fantastisch om te zoeken naar die kleine verbeterpuntjes. Er komt ook zóveel bij kijken: techniek, materiaal, periodisering, sfeer, psychologie. En het draait allemaal om minuscule details, zeker in de sprint. Ik vind het mateloos interessant om me daarmee bezig te houden. Uiteindelijk vormen prestaties zoals die van Michel Mulder wel de kroon op je werk. Michel is nog steeds de enige Nederlander met olympisch goud op de 500 meter en we werkten vanaf het begin met elkaar samen. De wereldtitels van Kai Verbij waren daarnaast ook heel speciaal om mee te maken. Maar ik kan ook genieten van rijders die voor het eerst het podium halen. Of een supertalent als Femke Kok. Dat is zo’n atleet in wie ik vanaf het begin veel vertrouwen had, maar die uiteindelijk nóg beter presteert dan ik voor mogelijk had gehouden.”
Zijn er nog dingen die je echt graag wil doen in je leven?
Meer tijd doorbrengen met mijn gezin. Ik heb een vrouw en twee zoontjes, Justin van acht en Jesse van tien. Ik kan me niet heugen dat ik in mijn leven langer dan een week op vakantie ben geweest, omdat ik altijd weer op pad moet voor werk. En ik baal er weleens van dat ik vaak niet bij hun voetbalwedstrijden kan kijken. Laatst had je de lokale kraker tussen mijn oude cluppie W.Z.C. en Wapenveld uit Gelderland. Daar wil je als vader bij zijn. Ik vind het ook echt leuk om op pad te zijn met mijn gezin. En ik ga niet zeggen dat ik dat soort dingen ook nog wel kan doen in een later
stadium, want de kinderen worden steeds ouder en die tijd krijg je niet meer terug. Dat vind ik ook gelijk het moeilijkste aspect van ons vak: als je niet oppast, ben je alleen maar van huis. Maar goed, ik klaag er niet over. Al met al heb ik het mooiste beroep dat ik me kan wensen en je kunt ook weer niet alles hebben in het leven. Ik ben – in grote lijnen – een tevreden Abraham.”
Bron: Telegraaf, 30 november 2021